Een tijdje geleden volgde ik een training. Die ging helemaal volgens het boekje: de trainer vertelde netjes de theorie, stelde vragen en begeleidde een oefening. Maar echt spannend werd het niet.
De deelnemers zaten er wat suf bij en raakten geen moment echt betrokken. Na afloop moest ik denken aan dit gedichtje van Joke van Leeuwen over 2 speelkameraadjes.
Jij was de goeie en ik was de slechte.
Ik wil liever de slechte zijn.
Nee, ik ben de slechte. Jij bent de goeie.
Waarom moet ik altijd de goeie zijn?
Waarom wil jij niet de goeie zijn?
Twee goeien is niet spannend.
Mag ik dan straks de slechte zijn?
Straks. Maar nu ben jij de goeie.
Toen ik dit nog eens overlas, vielen alle puzzelstukjes op hun plaats. De training was zo saai omdat de trainer alleen maar ‘de goeie’ had gespeeld. Ze had steeds meegedacht met de deelnemers en geen moment stelling genomen tegen de groep. Ze was nooit eens ‘de slechte’ geweest. En dan wordt een training niet spannend: 2 goeien is niet spannend. Om je deelnemers er echt bij te betrekken, moet je als trainer af en toe de slechte spelen. Je moet deelnemers uitdagen, aan het denken zetten, op hun tenen laten lopen! Anders worden ze gezapig en kabbelt de training maar wat aan.
Mag je wel de slechte spelen?
Maar mag een trainer wel de slechte spelen voor je deelnemers? De ongeschreven regel is toch dat je contact moet maken met de groep? Dat je steeds de goeie speelt, is toch een voorwaarde voor het leerproces van de groep? Als je de slechte bent, verbreek je toch het contact?
Nee dus, juist niet! Kijk maar naar de 2 speelkameraadjes uit het gedicht. Dat de één de slechte is, gaat niet ten koste van hun contact. Integendeel, hun spel wordt alleen maar spannender en hun contact alleen maar beter doordat één van tweeën af en toe de slechte speelt. Bij een training gaat het net zo. In de ondergrond moet je als trainer vriendjes zijn met de groep, moet je de goeie zijn. Bovenop die basis van contact en vertrouwen kun je met een gerust hart af en toe ‘de slechte’ zijn.
Zeg spannende dingen, neem stelling
Hoe doe je dat eigenlijk, als trainer de slechte spelen? In wezen komt het erop neer dat je het oneens durft te zijn met de groep. Dat je staat voor wat je vindt en voelt en dat durft te zeggen, ook als de groep het anders ziet.
Laatst opende een trainer met de volgende uitspraak: ‘De meeste mensen die assertief willen zijn, doen juist erg agressief. Een tandje minder mag dus ook wel.’ Ze klonk bevlogen: ze wilde ons graag leren om dingen anders te doen! Ik werd meteen getriggerd. ‘Zou ik dat ook doen?’ Bij de rest van de groep zag ik eenzelfde reactie: nieuwsgierigheid, verbazing en bij sommigen ook wat weerstand: ‘Hoezo ben ik agressief? Je kent me niet eens?’
Van weerstand naar spelen
Een trainer die stelling neemt, kan weerstand oproepen. Dat is mooi, want daarmee wordt de training spannend! Natuurlijk moet je er wel voor zorgen dat die weerstand uitmondt in een spel (‘ik speel de slechte’) en niet in een gevecht (‘jij bent de slechte’). Dat doe je door de inbreng van andersdenkenden en dwarsliggers te omarmen.
Stel dat je uitlegt hoe je door assertief gedrag kunt voorkomen dat mensen over je grenzen heengaan. Dan zie je een kritische blik. Of misschien zelfs wel een uitbarsting van een deelnemer. ‘Ik word doodziek van al dat assertieve gedoe! Waar is de tijd dat mensen gewoon wat voor elkaar over hadden!?’ Wat doe je dan? Schrik je en denk je dat je verhaal onderbroken wordt? Of word je er blij van? ‘Ha, daar is iemand die het met me oneens durft te zijn.’
Verwelkom tegengeluiden
Als je je training spannend wilt maken, kies je voor de laatste reactie. Verwelkom de tegengeluiden en ga er eens goed voor zitten. Dat doe je op de volgende manier.
- Wees benieuwd! Vraag door wat de dwarsligger precies vinden. Beloon hem met je aandacht.
- Speel kritische noten altijd eerst door naar de rest van de groep. Het is leuk als je hen kunt verleiden om met elkaar in discussie te gaan, om elkaars mening te testen.
- Soms blijft de groep aan ‘jouw kant’ staan. Dat is jammer, want de training wordt er niet spannender op als tegengeluiden in de kiem worden gesmoord. Als dat gebeurt, laat je je eigen mening vallen en kies je partij voor de minderheid. Kijk peinzend en zeg: ‘Daar zit toch wel wat in!’ Of doe het met een knipoog. ‘Weet je, je hebt gelijk! Dat hele assertieve gedoe, ik heb het er ook zóóó mee gehad!’
- Is de groep het onderling grotendeels eens en jij niet? Durf het met hen oneens te zijn! Doe dat wel vanuit nieuwsgierigheid. ‘Ik vind dit en jullie dat. Hoe zit dat?’
- Na verloop van tijd is alles gezegd. Dat kan na 3 minuten zijn of na dertig. Maar dan is het mooi geweest en tijd om af te ronden. Probeer vooral niet om alle meningen toch op één lijn te krijgen. Zeg dus nooit iets als: ‘We zijn het helaas niet eens geworden. Toch wil ik doorgaan met mijn verhaal’. Stimuleer verschillende geluiden: ‘Interessante discussie! Er zijn natuurlijk altijd 2 kanten aan assertiviteit. Het is fijn als mensen wat voor elkaar overhebben, maar vervelend als je over je eigen grenzen heen gaat. Om dat laatste te voorkomen, wil ik jullie leren om…’
Kost dat niet veel energie?
Waarom zou je moeite doen om je deelnemers uit te dagen? Om ze aan het denken te zetten en in discussie te krijgen? Ik zie 2 redenen.
- Deelnemers leren pas echt iets als ze hun gedachten uitspreken en toetsen. Ze leren niet als ze klakkeloos alles overnemen wat de trainer zegt. Dus daag hen uit om die gedachtes uit te spreken en erop te kauwen.
- De training wordt er veel dynamischer van! Het is spannend om je mening te toetsen aan die van anderen. En het is leuk als de trainer openstaat voor andere gedachten, als je met elkaar op zoek mag gaan naar de waarheid en de grenzen van de theorie.
Durf dus stelling te nemen tegen de groep. Waar zie jij hen de mist ingaan en wat wil jij hun graag leren? Wees je daarvan bewust en leg dat op tafel. En schrik niet van de weerstand die dat oproept. Geniet ervan en zie het als de crux van je training!
Meer weten?
Wil je ook zo leren trainen? Volg dan de vakopleiding Train de trainer. Of lees het boek Trainingen ontwerpen (met name hoofdstuk 24).