Ik las laatst een interview met Clairy Polak. Daarin vertelde ze dat ze uitzendingen terugkijkt als ze ontevreden is om te analyseren wat ze niet goed deed. Ook tijdens het interview stond de tv aan en keek ze met een schuin oog naar haar programma. ‘Daar kijk ik veel te streng.’ Mooi vind ik dat, een topinterviewster die nog steeds doorleert.
Aanleg of inzet?
Het verhaal van Clairy Polak is helemaal in lijn met een artikel in het tweede nummer van TVOO. Daarin vertelt Remy Rikers, hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen, over onderzoek dat verklaart hoe je echt goed wordt in de sport of in de muziek. Is het aanleg of aan te leren? Kijk aan: het verschil tussen toppers en de rest blijkt voor maar een heel klein deel te zitten in talent. Hard werken is veel belangrijker, letterlijk. Echte uitblinkers hebben zeker 10.000 uur geoefend om de top te bereiken. En in die uren verleggen ze elke keer hun grenzen: ze zoeken nieuwe uitdagingen op, maken fouten en leren daarvan. Zoals Clairy Polak nog steeds leert.
Mooi vind ik dat – en in lijn met mijn eigen overtuiging. Want volgens mij kan bijna iedereen een goede trainer worden. Bijna iedereen kan zelfs een héél goede trainer worden, zolang je maar bereid bent om veel uren in het vak te steken, fouten te maken en daarvan te leren.
Kritiek doet pijn
Met die uren zit het wel goed bij de meesten van ons. Vrijwel alle trainers zijn behoorlijk perfectionistisch. Hoeveel zitten er ‘s zondags niet in hun werkkamer de training van maandag voor te bereiden in plaats van te luieren in de tuin? Datzelfde perfectionisme maakt het ook moeilijk om goed te reageren op kritiek. Want als je hard werkt om de perfecte training te geven, doet het pijn als je een zesje krijgt van een deelnemer of als je bij de feedback hoort dat het tempo wat laag was. Hoe ga je daarmee om? In mijn ervaring schieten veel trainers in één van de volgende reacties.
- ‘Zie je wel, ik kan het niet!’ Je praat jezelf aan dat je niet geschikt bent voor het vak. Van binnen wist je dat al, maar nu ben je door de mand gevallen. Je wordt somber en onzeker en trekt je terug. Als collega’s je zeggen dat je het wel kunt, geloof je dat niet.
- ‘Ik had ook beter…’ Je speelt de hele training nog eens af in je hoofd en piekert hoe je het anders had kunnen doen. Dezelfde scènes komen telkens voorbij, net als de alternatieven. Helpen doet het nauwelijks: het is alsof er een diepe kras zit in de dvd.
- ‘Het ligt aan de groep’. Je vindt dat je een goede training samen maakt. ‘Leren is ook de verantwoordelijkheid van de deelnemers en met deze groep viel niets te beginnen.’ Snel achter je laten dus, deze evaluatie, en door naar de volgende groep die je wel op waarde schat.
Leer van je fouten
Elk van deze reacties is voorstelbaar, maar effectief zijn ze niet. Dat komt doordat je op deze manier doorschiet naar een conclusie. ‘Ik kan het niet’, ‘het ligt aan de groep’ of ‘ik had ook beter…’ – het zijn allemaal reacties op de automatische piloot waarvan je niets leert. Bovendien doen zulke reacties niets af aan de pijn, ze dragen er hooguit aan bij. Bij de eerste reactie duik je in de pijn; bij de tweede en derde reactie vermijd je de pijn, maar blijft die voelbaar onder de oppervlakte.
Wat helpt wel?
Stap 1: voel de pijn
Kritiek krijgen, is niet leuk. Trainen is een spannend vak: je staat voor de groep, iedereen ziet alles van je en kan wat van je vinden. Hoe pijnlijk is het als ze je ‘betrappen’ op iets dat je niet goed gedaan hebt. Hoe kwetsbaar voelt het als mensen je een cijfer geven voor je training. Het helpt als je deze pijn erkent en niet weg hoeft te redeneren. Als je ervan mag balen, boos mag zijn op de groep of op jezelf, ‘s nachts wakker mag worden met een rotgevoel, bang mag zijn voor een volgende groep enzovoort. Want als je die emoties toestaat, gebeurt het paradoxale: ze worden minder. De juiste woorden zijn daarbij belangrijk: denk in termen van mogen en niet van moeten. Ja, je mag fouten maken, je mag kritiek pijnlijk vinden, je mag boos zijn, je mag deelnemers stom vinden. Mag, mag, mag.
Stap 2: sta jezelf toe fouten te maken
Als je van jezelf mag voelen, is de volgende stap vaak niet zo moeilijk: je aanvaardt dat je niet perfect werkt. Je reageert soms niet snel genoeg of juist wat te bot, je hebt niet gecheckt hoe het ging met die ene stille deelnemer of je hebt een oefening van te voren niet goed doordacht. En dat krijg je nu op je bord. Als je de pijn hebt doorleefd, hoef je daarvan geen halszaak te maken. Ja, je hebt een fout gemaakt: stom, maar niet onvergefelijk. Je bent een mens en doet niet alles perfect.
De eerste 2 stappen geven vooral lucht: ze helpen je om de kritiek tot je te laten doordringen. Maar daarmee leer je nog niet van je fouten. Om een echte toptrainer te worden, zet je dus de volgende stap en bedenkt: ‘Wat is er nu eigenlijk gebeurd?’ Het is belangrijk om scherp te krijgen wat je precies gedaan hebt en welk effect dat had. Vraag daarom door op de feedback van deelnemers of probeer zelf terug te halen wat je precies hebt gedaan. Doe dit zo feitelijk mogelijk.
Als je de feiten op een rijtje hebt, ga je onderzoeken waarom je gedaan hebt wat je deed en wat je anders had kunnen doen. Wat maakte dat je die stille deelnemer niet gevraagd hebt hoe het ging? Welke aannames zitten daarachter en sta je daar nog achter? Vraag een collega om mee te kijken als je er zelf niet uitkomt. Als je helder hebt wat je anders wilt doen, zoek je deze situaties de komende tijd bewust op. Zij vormen een uitdaging voor je en daarom ga je ermee aan de slag totdat je hen tot een goed einde weet te brengen.
Dubbele winst
Als je deze stappen zet, boek je dubbele winst. Aan de ene kant leer je van je fouten. En aan de andere kant ben je congruent met wat je je deelnemers leert: het is oké om fouten te maken en je mag leren van feedback. Ik geloof dat deelnemers zich comfortabel voelen bij een trainer die zelf in praktijk brengt wat hij hun voorhoudt. Practice what you preach en deelnemers pikken je onderliggende houding automatisch op en leren zo zelf ook gemakkelijker.
Meer weten?
In Goed voor de groep lees je wat je allemaal kunt doen om te leren van fouten.