Geen praktijkopdrachten = geld weggooien

Vind je ook dat een training pas resultaat heeft als je de deelnemers na de training begeleidt bij praktijkopdrachten? Maar willen opdrachtgevers daar niet voor betalen? Dan is dit blog voor jou. Want het helpt je om je verhaal bij opdrachtgevers beter over het voetlicht te krijgen.

De praktijk: deelnemers zijn enthousiast, maar…

Ik geef een training onderhandelen en vraag de deelnemers hoe enthousiast ze zijn over wat ze geleerd hebben. ‘Heel enthousiast! Hiermee komen we er samen echt uit!’ Vervolgens vraag ik of ze het gaan uitproberen. Weer gaan alle duimen omhoog. ‘Ja, we gaan het zeker proberen.’

Ik stel een derde vraag: ‘Hoeveel vertrouwen heb je dat het lukt als je voor het eerst gaat onderhandelen? Schrijf een percentage op.’ Dat schommelt tussen 30% en 80%. En dan maak ik de vraag nog scherper. ‘Neem iemand voor ogen, liefst die lastige persoon uit de casus waarmee je vandaag hebt geoefend. Stel je voor, hij staat voor je en je gaat nú met hem onderhandelen. Hoeveel vertrouwen heb je dan het goed gaat?’ De percentages dalen en schommelen nu tussen 20% tot 50%.

Waarom gaan deelnemers met weinig vertrouwen de deur uit?

Waar komen die lage cijfers vandaan? Heb ik mijn werk als trainer dan niet goed gedaan? Dat zou je denken. En toch is zo’n gebrek aan vertrouwen aan het eind van een training normaal. Want de stap van de training naar de echte praktijk ís ook lastig. Stel je voor, je bent deelnemer en hebt net geoefend hoe je met je familie bespreekt dat je het kerstdiner dit jaar wilt laten schieten om te gaan skiën met vrienden. Dat viel niet mee. Het gesprek ging een paar keer fout (je moeder teleurgesteld, je broers boos) maar met tips en herkansen lukte het toch.

Dan is het maandagavond na de training en belt je moeder. ‘Ik verheug me toch zo op kerst jongen! Eindelijk weer eens tijd voor elkaar!’ Wat doe je dan? Ga je het geleerde toepassen met maar 30% vertrouwen in een goede uitkomst? Of houd je je mond? De meeste mensen kiezen dan toch voor hun oude manier van reageren, want die kennen ze.

 Weinig vertrouwen = niet toepassen = nog minder vertrouwen

Vertrouwen in eigen kunnen is dus geen kwestie van Pipi Langkous: ‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan’. En gelukkig maar. Want stel je voor wat er gebeurt als iedereen denkt: ‘Ik heb nog nooit autogereden, dus ik denk dat ik het wel kan.’

Mensen krijgen pas vertrouwen in hun vaardigheden wanneer ze die toepassen in de praktijk en merken dat ze werken. Dan zijn ze bewezen effectief. Vergelijk het met het halen van je rijbewijs: pas na een jaar rijervaring heb je echt vertrouwen in je rijkunsten.

Het omgekeerde geldt ook. Als je na je rijexamen niet snel de weg opgaat, neemt je vertrouwen zienderogen af. Dan durf je na een paar maanden de snelweg niet meer op, ook al heb je dat papiertje. Zo dooft het effect van al die rijlessen uit en ben je na een jaar weer terug bij af.

Meer resultaat met praktijkopdrachten

Direct na een training hebben de meeste deelnemers dus maar weinig vertrouwen in eigen kunnen. En daardoor passen ze het geleerde niet meteen toe. Daarom is het belangrijk dat je ze als trainer helpt om die drempel te nemen. Dat doe je het best met praktijkopdrachten. Die bevatten drie ingrediënten.

  • Je geeft de deelnemers een opdracht. Die is niet vrijblijvend, want ze moeten van jou hun nieuwe vaardigheden toepassen in de praktijk. En dat werkt als een zetje in hun rug. Juist omdat de deelnemers het toepassen nog eng vinden, helpt jouw opdracht ze om de drempel te nemen.
  • Je houdt de opdracht haalbaar. De deelnemers durven hem te doen en het lukt ze om het merendeel van de geleerde vaardigheden toe te passen.
  • Je geeft de deelnemers terugkoppeling op hun gedrag. Daarmee bekrachtig je wat ze goed doen en help je ze om verder te leren.

Wat zegt de wetenschap?

De Engelse term voor vertrouwen in eigen kunnen is self-efficacy beliefs. Eerder schreven we over een onderzoek waaruit blijkt dat studenten sterkere self-efficacy beliefs krijgen als ze een praktijkopdracht maken na een training. In die training doet de docent eerst voor hoe je een schouderklacht behandelt (fase 1). Daarna oefenen de studenten de behandeling in de training (fase 2). Vervolgens doen ze een praktijkopdracht waarbij ze de procedure op elkaar oefenen (fase 3). Tot slot passen ze de behandeling toe op de docent en krijgen ze feedback (fase 4). Na elke stap worden de self-efficacy beliefs van studenten sterker. De groei is het sterkst nadat ze een praktijkopdracht hebben gemaakt.

Zo ontwerp je praktijkopdrachten

Als je training goed ontworpen is, heb je de praktijkopdracht eigenlijk al te pakken. Het is de ‘kernoefening’ maar dan in het echt. Vraag je dus af: met welke situaties hebben de deelnemers geoefend tijdens de training? Je maakt er een praktijkopdracht van door de deelnemers die situatie in het echt te laten oefenen. Daarbij laat je ze de checklist in het oog houden.

Soms is de stap naar de echte praktijk nog te groot. Dan kunnen de deelnemers ook oefenen in een situatie die er wel op lijkt, maar wat minder spannend is. Na een training onderhandelen laat je deelnemers bijvoorbeeld onderhandelen met hun partner over de vakantie en niet meteen met hun baas over het salaris. Of na de training omgaan met agressie laat je deelnemers hun gespreksvaardigheden uitproberen op een boze puber en niet meteen op een boze klant.

Bedenk bij de praktijkopdrachten meteen hoe je de terugkoppeling regelt. In de praktijk zullen deelnemers dingen vaak anders doen dan de bedoeling is of nieuwe valkuilen tegenkomen. Als je dan terugkoppeling geeft, maak je een extra leerstap. Zonder terugkoppeling wordt het oefenen zonder leereffect. Je kunt kiezen voor individuele terugkoppeling of terugkoppeling in de groep.

Individuele terugkoppeling

Je geeft de deelnemers opdracht om te beschrijven wat ze gedaan hebben of om een opdracht uit te werken. Die mailen ze naar jou en jij reageert terug per mail.

Terugkoppeling in de groep

Ook nu mailen deelnemers hun resultaten. Je selecteert de meest aansprekende voorbeelden en bespreekt die de volgende keer in de groep. Je haalt er bijvoorbeeld valkuilen uit, vraagt deelnemers om elkaar te beoordelen en geeft tot slot je eigen mening.

In de training hebben deelnemers geleerd hoe ze de vragen van klanten helder kunnen krijgen tijdens een netwerk- of kennismakingsgesprek. De praktijkopdracht wordt: interview de komende tijd drie potentiële klanten en krijg de vraag helder. Mail een verslag naar de trainer. Je krijgt feedback.

Op de tweede dag leren deelnemers wat er allemaal te koop is in hun organisatie. Welke afdeling heeft welke producten? De praktijkopdracht wordt: interview drie collega’s die je nog niet kent. Wat doen ze? Wie van jouw klanten zou daarmee geholpen zijn? Mail een verslag naar de trainer. Je krijgt feedback.

Ontwerp het eind aan het begin

Praktijkopdrachten ontwerp je in een vroeg stadium. Zodra je een globaal programma hebt, kun je bedenken welke praktijkopdracht je na afloop van elke trainingsdag gaat geven. Dit heeft drie voordelen.

  • Met praktijkopdrachten krijgt je programma meer focus. Als het niet lukt om praktijkopdrachten te bedenken, is je programma nog te theoretisch. Ga dan terug naar de diagnose van de praktijk. Wanneer de ideeën voor praktijkopdrachten er gemakkelijk uitrollen, zit je goed. Want dan ontwerp je dicht op de praktijk van de deelnemers.
  • Je bent duidelijk naar je opdrachtgever en de deelnemers. Want je kunt helder communiceren dat meedoen aan de training niet alleen drie dagen aanwezigheid vraagt, maar óók een paar dagdelen toepassen in de praktijk.
  • Je weet vooraf hoeveel de begeleiding gaat kosten en kunt dit opnemen in je offerte of trainingsprijs. Je loopt dus niet het risico dat je veel meer tijd aan de training besteedt dan je betaald krijgt.

Dit kost tijd en geld!

Praktijkopdrachten zijn niet goedkoop. Vaak ben je met het begeleiden van twaalf praktijkopdrachten een hele dag kwijt. Veel opdrachtgevers willen hierop beknibbelen, want voor hetzelfde geld kopen ze een tweede trainingsdag. Maar goedkoop is dan duurkoop. Want als de deelnemers het geleerde niet meteen toepassen, dooft het leerresultaat uit en zijn de deelnemers na een half jaar alles weer kwijt. Het enige wat er dan nog van de training blijft hangen is de gedachte: ‘De dag zelf was best leuk, maar uiteindelijk heeft het niets opgeleverd.’

Met praktijkopdrachten zorg je voor succeservaringen doordat je de toepassing stimuleert en bewaakt. De deelnemers merken dat het werkt, krijgen meer vertrouwen in eigen kunnen en gaan het geleerde uit zichzelf zelf vaker toepassen. En uiteindelijk profiteert iedereen daarvan.

Ook zo leren trainen?

Een praktijkopdracht is gemakkelijk te bedenken wanneer je programma goed in elkaar zit. Hoe je dat voor elkaar krijgt, leer je in de vakopleiding Train de trainer en in de opleiding Didactisch meesterschap.

2 gedachten over “Geen praktijkopdrachten = geld weggooien”

  1. Hoi Karin,
    Het is alweer een paar jaar geleden dat ik de train-de-trainer bij jou (en Alice) ben afgerond en werk sindsdien met veel plezier voor o.a. Schouten & Nelissen.
    Ik lees altijd jouw tips op linked-in en heb daar altijd weer wat aan. Echt super! Kwaliteit zit in details en the Proof is in the pudding. Dank je wel voor je niet aflatende inzet om trainend Nederland te laten excelleren! Warme groet, Sylvia

    Beantwoorden

Plaats een reactie